Een van de belangrijkste punten op de formatietafel is werkgelegenheid. Daarbij gaat het om discussiepunten over het scheppen van extra banen, vaste arbeidscontracten en flexwerk. Maar ook over het ontslagstelsel, de positie van zzp’ers en de toekomst van onze arbeidsmarkt.

Oude doos

De onderhandelaars worden nu al bestookt met adviezen. Daarbij vallen vooral voorstellen op uit de oude doos, zoals gesubsidieerde banen, het herverdelen van werk en het basisinkomen dat wij in een eerdere column hebben ontmaskerd als een onbetaalbaar luchtkasteel.

Uitkeringsinstantie UWV haalde deze week de media met het voorstel om langdurig werklozen weer aan werk te helpen via subsidiebanen die uit de schatkist worden betaald. In de periode 1994-2004 hebben we die ook al uitgeprobeerd. In 2004 besloot het kabinet-Balkenende II tot afschaffing. Ze waren te duur, te ingewikkeld, boden de deelnemers geen perspectief en leidden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Daarom zal dit UWV-voorstel in de prullenbak verdwijnen. Dit gebeurt ook met andere voorstellen uit het verleden zoals het herverdelen van werk en een robotbelasting.

Als klein land kunnen we onze welvaart alleen behouden als we volop inzetten op de nieuwste technologieën en koploper zijn bij innovaties. Daarbij moet vooraf wel een programma worden ontwikkeld dat oplossingen biedt voor de sociale aspecten van deze inzet.

Toekomst

Maatregelen uit politiek Den Haag kunnen alleen een bijdrage leveren aan extra werk en een arbeidsmarkt die beter en socialer werkt als wordt uitgegaan van de toekomst. Het komende decennium zal de huidige arbeidsmarkt spectaculair veranderen. De belangrijkste ontwikkelingen zijn: automatisering, vergrijzing van de bevolking, globalisering, nadruk op duurzaamheid en de creatie van banen die vooral zal plaatsvinden bij kleinere bedrijven, waaronder starters. Dit zijn de kernpunten van de nieuwe arbeidsmarkt waarop een nieuw kabinet met het werkgelegenheidsbeleid moet inspelen. Vooral het klimaatbeleid dat nu ten onrechte als een kostenpost wordt beschouwd, biedt talloze mogelijkheden voor nieuwe werkgelegenheid.

De opmars van digitalisering, nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie, robots en de klimaatmaatregelen zullen leiden tot een revolutie op de arbeidsmarkt. De afgelopen jaren zijn er veel studies verschenen over de effecten van technologische innovaties op de werkgelegenheid. De uitkomsten verschillen sterk, maar op één punt zijn ze het eens: de komende tien jaar wordt een groot aantal banen weggeautomatiseerd. De ramingen voor de meeste landen variëren tussen 10%-40% van het huidige aantal banen. Daartegenover staat een groei van banen in de zogenoemde smart industry, maar het is onzeker of die voldoende compensatie biedt.

Voor Nederland wordt veelal uit gegaan van de veronderstelling dat circa 10% van alle banen door automatisering verdwijnt en dat voor 25% er grote veranderingen optreden in de taken. Nu al zien we dat administratieve functies in het middenkader worden overgenomen door slimme softwareprogramma’s. Deze ‘automatisering’ zien we ook bij onderdelen van werkzaamheden die in hogere functies worden verricht, zoals in de financiële sector, maar ook op het medische terrein, waar steeds meer met ‘zelfdenkende’ computers (kunstmatige intelligentie) wordt gewerkt. Ook neemt in verschillende bedrijfssectoren het aantal robots toe. Politiek Den Haag heeft nog geen adequaat antwoord op deze onstuitbare ontwikkeling en houdt zich vooral bezig met discussies over vast en flex en de positie van zzp’ers. Dat is een achterhoedegevecht. We zetten wat feiten op een rijtje. Ze spreken voor zich.

Flexibiliteit

Voor veel bedrijven is flexibiliteit een noodzaak om te kunnen overleven. Economische ontwikkelingen zijn grillig en steeds minder voorspelbaar. Op internationale markten is er steeds meer sprake van pieken en dalen. Ondernemers moeten daarop flexibel en snel kunnen reageren met verschillende vormen van flexibele arbeid, zoals 0-urencontracten, oproepkrachten, tijdelijke contracten, uitzendkrachten en zzp’ers. In Nederland lag deze zogenoemde flexibele schil in 2007 rond de 20%. Op dit moment is dat circa 25% en naar verwachting in 2020 ongeveer 30%. Zonder deze schil kunnen veel ondernemers de harde concurrentieslag niet aan.

Kleine bedrijven en starters

Politieke partijen die via het overheidsbeleid een bijdrage willen leveren aan het scheppen van banen, moeten zich eerst afvragen waar en hoe die tot stand komen. Buiten de overheidssfeer hebben we het bedrijfsleven nodig en vooral innovatieve ondernemers. Nieuwe werkgelegenheid komt in Nederland in hoofdzaak tot stand bij kleinere bedrijven (tot 50 werknemers) en start-ups. Politiek Den Haag kan aan deze banencreatie een bijdrage leveren door de belangrijkste knelpunten weg te nemen, ook wel aangeduid als ’job killers’. De belangrijkste zijn:

1. Hoge werkgeverslasten die kunnen oplopen tot circa 30% van het brutoloon.

2. Twee jaar doorbetaling bij ziekten (internationaal als extreem beschouwd).

3. Starre vaste (cao) arbeidscontracten die duur zijn en onvoldoende ruimte bieden voor maatwerk tussen werkgever en werknemer.

Het nieuwe kabinet zal in de eerste plaats deze boosdoeners moeten aanpakken. Het mooie is dat je daarmee tegelijk vaste arbeidscontracten stimuleert en flexwerk afremt en geen mislukte Wet Werk en Zekerheid nodig hebt. Door een forse verlaging van de werkgeverslasten en het beperken van de doorbetaling bij ziekte tot bijvoorbeeld maximaal drie maanden zal het aantal vaste banen sterk stijgen. Deze toename kan extra gestimuleerd worden door in vaste arbeidscontacten flexibiliteit en maatwerk mogelijk te maken. Daar komt nog bij dat in de Innovatieve smart industry die veel vacatures telt, werkgevers een voorkeur hebben voor vast personeel. Die heb je nodig voor kennis en ervaring en om je innovaties te beschermen.

Daarnaast moet politiek Den Haag ook voorkomen dat er nieuwe job killers worden geïntroduceerd, zoals maatregelen die de groei van zzp’ers beperken, terwijl we ze juist hard nodig hebben. De mismatch op onze arbeidsmarkt moet worden bestreden met permanente programma’s voor om- en bijscholing en moderne onderwijsinstellingen die nu al rekening houden met toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Ze leiden nu vaak op voor banen van gisteren. Ook leerlingen en studenten moeten zich veel beter oriënteren op de baankansen van hun studie. Wie ‘verkeerd’ is opgeleid, loopt op de nieuwe arbeidsmarkt het risico genoegen te moeten nemen met laagbetaalde arbeid.

Formatie moet toekomstgericht

Het is te hopen dat de formatie niet alleen op het terrein van de arbeidsmarkt, maar ook op andere gebieden toekomstgericht zal zijn.

Bron: Telgraaf 8 april Willem Vermeend en Rick van der Ploeg

Terug naar overzicht